Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Latijn Nederlands
  • auditis = audire, 1. horen 2. luisteren
  • capiunt = capere, nemen, grijpen, veroveren
  • civium = civis, de burger
  • corpora = corpus, het lichaam
  • diebus = dies, de dag
  • ducimus = ducere, leiden
  • duci = dux, de leider, de aanvoerder
  • estis = esse, zijn
  • exercitu = exercitus, het leger
  • exit = exire, weggaan (uit)
  • fiunt = fieri, 1. worden 2. gebeuren
  • filio = filius, de zoon
  • filiam = filia, de dochter
  • laetarum = laetus, vrolijk, blij
  • manet = manere, 1. blijven 2. te wachten staan
  • muros = murus, de muur
  • nuntiis = nuntius, 1. de bode 2. het bericht
  • omnibus = omnis, alle
  • oppida = oppidum, de (versterkte) stad
  • parentibus = parentes, de ouders
  • plures = plures, (nog) meer
  • procedunt = procedere, 1. vooruitgaan 2. tevoorschijn komen
  • puero = puer, 1. de jongen 2. het kind
  • puellae = puella, het meisje
  • rerum = res, de zaak, het ding
  • sola = solus, 1. alleen 2. enig
  • traditis = tradere, 1. overleveren 2. overhandigen
  • tu = jij, u
  • verbo = verbum, het woord
  • vitam = vita, het leven