IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Spaans
De Uitgeversgroep
SPA 1 op A2-niveau
A2 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA 1, Hoofdstuk 7
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Spaans
Nederlands
las vacaciones
=
de vakantie
las vacaciones de verano
=
de zomervakantie
el libro
=
het boek
la oficina
=
het kantoor
la caja
=
de kassa
agua mineral
=
mineraalwater
la secretaria
=
de secretaresse
el recibo
=
het ontvangstbewijs
el transporte público
=
het openbaar vervoer
la empresa
=
het bedrijf
el touroperador
=
de touroperator
la cita
=
de afspraak
el parque
=
het park
el centro comercial
=
het winkelcentrum
la estación
=
het station
el bungalow
=
de bungalow
el departamento de ventas
=
de verkoopafdeling
el café
=
de koffie
un momentito
=
een ogenblikje
el ascensor
=
de lift
el centro
=
het midden
un sitio
=
een plaats
la semana
=
de week
la semana próxima
=
de volgende week
el adulto
=
de volwassene
una cadena de hoteles
=
een hotelketen
las Obras del Delta
=
de DeltaWerken
la región
=
de streek, de regio
el suroeste
=
het zuidwesten
el fax
=
de fax
Estados Unidos
=
de Verenigde Staten
la agencia
=
het agentschap
la calle
=
de straat
llover (ue) / llueve
=
regenen / het regent
el metro
=
de metro
el tranvía
=
de tram
el periódico
=
de krant
Navidad
=
Kerstmis
lleno / completo
=
vol
Siéntese.
=
Gaat u zitten.
¿Está el director?
=
Is de directeur aanwezig?
(tenga) un buen viaje
=
een goede reis
Tome usted / Tenga.
=
Alstublieft (als je iets geeft).
aa
=
naar
quí
=
hier
por
=
door
¿A qué hora?
=
Hoe laat?
para
=
voor
sobre
=
over
amable
=
vriendelijk
el tren de vapor
=
de stoomtrein
la caravana
=
de caravan
de
=
van / uit
cerca
=
dichtbij
lejos
=
ver weg
segundo
=
tweede
a la izquierda
=
aan de linkerkant / linksaf
a la derecha
=
aan de rechterkant / rechtsaf
hasta
=
tot