IT
EN
NL
FR
DE
ES
Imparare il vocabolario
Suggerimenti
Metodo di studio
Iniziare
Wozzol
Suggerimenti
Metodo di studio
Elenchi di vocaboli
Notizie
Imparare il vocabolario
Se desiderate imparare altri vocaboli in una lingua straniera, fatecelo sapere.
Contattateci
Elenco dei vocaboli
Elenchi di vocaboli
Spaans
De Uitgeversgroep
SPA 1 op A2-niveau
A2 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA 1, Hoofdstuk 21
Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.
Azioni
Lista aperta per imparare
Stampa l'elenco come
flashcards
Esportazione dell'elenco come file di testo
Spaans
Nederlands
el barco de vela
=
de zeilboot
el despertador
=
de wekker
el viento
=
de wind
un mensaje/el recado
=
een boodschap/een bericht
el error
=
de fout
el contrato
=
het contract
la lista de pasajeros
=
de passagierslijst
el código
=
de code
el consulado
=
het consulaat
el tejado
=
het dak
estar
=
(aanwezig) zijn
El jefe no está.
=
De chef is niet aanwezig.
estar reunido
=
in een vergadering zitten
Estoy reunido (a).
=
ik zit in een vergadering
Estás reunido (a).
=
jij zit in een vergadering.
tener fiesta
=
een vrije dag hebben
Tengo fiesta.
=
ik heb een vrije dag
Tienes fiesta
=
jij hebt een vrije dag
cometer un error - cometido un error
=
een fout maken - een fout gemaakt
llevar un retraso
=
vertraging hebben
recoger
=
ophalen
la botella
=
de fles
la palmera
=
de palmboom
el sombrero
=
de hoed
la confirmación
=
de bevestiging
el retraso
=
de vertraging
el dentista
=
de tandarts
el especialista
=
de specialist
la embajada
=
de ambassade
el visado
=
het visum
dentro de una semana
=
over een week
estar ocupado
=
het druk hebben
Estoy ocupado (a)
=
Ik heb het druk
Estás ocupado (a).
=
Jij hebt het druk.
Está mal/no está bien.
=
Het klopt niet.
Eso es.
=
Zo is dat.
debido a
=
vanwege
Hay goteras.
=
Het lekt.