familie

Familieleden leren in het Spaans



Wil je de familie leren in het Spaans?
Leer dan deze lijst met Wozzol

Prima di imparare, controllate che l'elenco dei vocaboli sia corretto.

  • Spaans Nederlands
  • Madre / Mamá = moeder / mama
  • Padre / Papá = vader / papa
  • Hijo = zoon
  • Hija = dochter
  • Hermano = broer
  • Hermana = zus
  • Abuelo = opa
  • Abuela = oma
  • Nieto = kleinzoon
  • Nieta = kleindochter
  • Tío = oom
  • Tía = tante
  • Primo = neef
  • neef (zoon van tante / oom)

  • Prima = nicht
  • nicht (dochter van tante / oom)

  • Sobrino = neef
  • neef (zoon van broer / zus)

  • Sobrina = nicht
  • nicht (dochter van broer / zus)

  • padres = ouders
  • familia = gezin
  • miembro de la familia = familielid
  • abuelos = grootouders
  • amigo = vriend
  • amiga = vriendin
  • marido = man
  • mujer = vrouw
  • maridos = echtgenoten